In 2005 behaalde ik mijn VWO diploma aan het Greijdanus College in Zwolle. Ik ging Bouwkunde studeren aan de Technische Universiteit Delft (TU-Delft). Mijn broer was een aantal jaren eerder lid geworden van een studentenvereniging in een andere stad. Ik besloot me aan te melden bij de VGSD in Delft. Ik was toen lid van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Deze vereniging was ook een Gereformeerde Studentenvereniging, dus was de keus voor mij makkelijk gemaakt. Andere studentenverenigingen, die niet van de Gereformeerde Kerk waren vond ik eng, hoewel vrienden van mij wel lid werden bij C.S.R. in Delft, een christelijke studentenvereniging, die zich op de gehele breedte van de kerken richt. Mijn broer zei over de ontgroening: ‘ Je moet het gewoon als een spelletje zien’. Deze tip zou ik in mijn achterhoofd houden.
Bouwval
Een aantal dagen voor de ontgroening kwam ik in Delft om in mijn studentenwoning te gaan wonen. Die moest voor de vakantie nog verbouwd worden, maar zou klaar zijn aan het begin van het nieuwe studiejaar. Het huis was echter niet bewoonbaar, maar ik ging er toch alvast wonen. Water moest ik opwarmen met een waterkoker. Er was echter geen douche en de toilet moest ik aan het einde van de dag – als de klussers naar huis waren – op de rioleringsbuis plaatsen.
Cultuur van angst
Door deze omstandigheden begon ik niet al te uitgerust aan de ontgroening bij de VGSD. De ontgroening kenmerkte zich voor mij door: weinig slaap, intimidatie vanuit de ontgroeningscommissie, een kleine groep en geen overzicht wat er ging gebeuren. In deze beleefde cultuur van angst leerde ik het studentenleven kennen.
Tijdens de ontgroening moesten we allerlei opdrachten doen. Deze probeerde ik zo goed mogelijk te doen, zodat ik zo min mogelijk te maken kreeg met de intimiderende houding van de ontgroeningscommissie. Mijn angst was groot.
Het spelletje van de ontgroening ging steeds verder met mijzelf aan de haal. Langzamerhand belandde ik in een psychose. Realiteit en waan liepen door elkaar. Omdat de ontgroeningscommissie het niet goed met me vond gaan, gingen ze langs de dokter met mij. Deze wist ik – in mijn psychose – zo om de tuin te leiden, dat ze dachten dat ik wat extra rust nodig had.
Wanen
Tijdens mijn psychose had ik de waan dat ik in de gaten werd gehouden via de chip in mijn telefoon. Toen ik mijn telefoon uitzette verdwenen alle auto’s (die me in de gaten hielden) en werd het rustig op straat. Heel Delft werkte samen tegen mij ( als de geheime dienst) om mij tijdens de ontgroening in de gaten te houden. Ik besloot dat ik daarom bij het stoplicht door rood kon lopen, want iedereen zou toch stoppen. Het bleek inderdaad dat mensen stopten als ik door rood liep…
Omdat ik een gevaar vormde voor mijzelf werd ik uiteindelijk door de politie van straat gehaald. Ik werd hard op de grond geduwd en vastgehouden. In de boeien zat ik in de politieauto naar het politiebureau, waar ik mijn riem en veters in moest leveren. Wanneer ik moest plassen stonden er twee agenten achter mij, om me in de gaten te houden.
Op een gegeven moment ging de deur van de cel open. Daar stonden mijn ouders. Ze zeiden: “Eelco, het spel is over…”
Verder praten?
Naast een psychose, maakte ik een zware depressie, angststoornis en later nog een burn-out door. Het meemaken van psychose (of andere psychische ontwrichtende ervaringen) is zowel voor degene die het overkomt als de (directe) omgeving een gebeurtenis met een enorme impact. De wereld van familie en vrienden wordt door elkaar heen geschud. Het is goed om hierover in gesprek te gaan. Hiervoor ben je ook welkom bij Come Alive | Pastoraat & Ervaringsdeskundigheid.